maandag 30 april 2007

De satan / de duivel - onberispelijk geweest?



De val van de satan van goed naar slecht, ook weer zo'n fundament zo wijd de christelijke wereld strekt!Unaniem aangenomen en zonder twijfel verkondigd!
En dan gaat het hier over de val van goed naar slecht!

Hoe komt men eraan, waar is het op gebasseerd?
Daar vandaag gaat mn log over.

Er zijn twee hoofdstukken waar dit op gebasseerd is, Ezechiël 28 en Jesaja 14.
Het zijn betrekkelijk korte hoofdstukken maar toch word het een heel lang verhaal als ik ze hier volledig "afdruk".
Lees ze dus zelf helemaal na in uw bijbel, want hier is de ruimte te kort.

Ik zal de verzen of stukjes tekst citeren waar men het in ziet!
We beginnen met Ezechiël, de profeet (ik zeg het er maar bij, waarom merkt u later).

Ezechiël 28:3 (in zn geheel):"Mensenkind, zeg tot de vorst van Tyrus: zo zegt de Here HERE: omdat uw hart hoogmoedig geworden is en gij zegt: ik ben een god, een godenwoning bewoon ik midden in zee, - terwijl gij een mens zijt en geen god - en gij in uw hart uzelf gelijkstelt met een god;

De vorst van Tyrus, een stad in zuid Libanon, daar is deze tekst aan geschreven!
Hij zegt ik ben een god, maar zo zegt de Here HERE, u bent een mens!Daarna volgen tal van aanwijzingen dat we het hier over een vorst hebben die zich tegoed doet aan zijn macht en er verder werkelijk niets positiefs mee doet, pure machtsmisbruik.Macht die hem uiteraard gegeven is door God!

Dan de verzen 13 en 14:" Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus en zeg tot hem: zo zegt de Here HERE: 14 In Eden waart gij, Gods hof"

Vers 14 loopt nog door maar daar kom ik zo op.
De koning of vorst van Tyrus, daar gaat het hier nog steeds over!
In Eden waart gij, Gods hof!
Nou dat is duidelijk, er waren er maar vier in Eden:"Adam, Eva, de slang en God!!(Gen 3)
Dus hier hebben we het over de duivel, geen twijfel mogelijk(zo redeneert men)

Maar het gaat hier toch over een mens, de vorst van Tyrus?
Zou het niet zo kunnen zijn dat het hier figuurlijk word bedoeld?
Er staat namelijk verder in vers 14 (ik zou erop terug komen)

In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet. Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed.

In Eden was hij, en dan worden de meest exclusieve stenen genoemd!
Figuurlijk dus, hij had het zo goed, God had hem alles gegeven, hij was als het ware in Gods hof zelf!!!
En dan het tweede punt dat men aanwend om te bewijzen dat het hier over de satan gaat:"Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven: gij waart op de heilige berg der goden, wandelend te midden van vlammende stenen."(vers 15)

Nou dit kan niet missen he?Dit moet wel de satan zijn!
Maar hoezo dan?Waar staat in de bijbel dat hij een cherub was?
Houdt dit vers niet in dat die machtige vorst, die alles was gegeven, tot een beschermende cherub was aangesteld door God?
Dat lees ik gewoon in dit hoofdstuk!

En dan komt de genadeklap die het hele dogma (zou) onderbouwen:" Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werdt, totdat er onrecht in u werd gevonden" (vers 16)

Welk onrecht?Het verleiden van Adam en Eva?
Nee lees maar verder:"
door uw uitgebreide handel zijt gij vervuld geraakt met geweldenarij en kwaamt gij tot zonde." (vers 17) "Door uw vele ongerechtigheden, door het onrecht bij uw koophandel" (vers 19)

Sorry hoor, noem me een vreemde vogel, maar dit gaat over de vorst van Tyrus, een mens die zich een god waande, dit hoofdstuk staat vol met zaken die we niet aan de satan toe kunnen schrijven, doch er staan ook dingen in de we (met enige inlegkunde) wel aan hem kunnen koppelen!

Dan nog even kort Jesaja 14, waar ik (tot mijn spijt) de eerste verzen moet overslaan, waar we lezen vanaf vers 12 tm 14:"Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen."

De morgenster, uit de hemel gevallen, hij wilde ten hemel opstijgen en zich aan de Allerhoogste gelijkstellen!
Dat (zo redeneert men weer) moet de satan/duivel zijn!
Maar zo lezen we voor en na deze verzen, het gaat hier over de koning van Babel hoor! (vers 4), een man (vers 16)
Sommige menen hier de koning ten tijde van de toren van Babel in te lezen, anderen menen dat dit zelfs nu nog moet gebeuren(zie ook weer Opb).
Hier ga ik in deze log niet op in...

En dan lezen we nog in vers 28:"In het sterfjaar van koning Achaz kwam deze Godsspraak"

Ja en dus niet voordat Adam en Eva werden verleid!We hebben het hier over twee profeten gehad en niet over geschiedenisschrijvers, hoe graag men dat ook van ze wil maken.

Ook de morgenster of lichtdrager als satan zien is precies de omgekeerde wereld, Paulus zegt ons:"de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts". (2Kor 11:14)

En dus moeten we niet geloven dat de satan dat is of was of zal zijn, sla deze waarschuwing toch niet in de wind lieve broeders en zusters!!!


In de hemel geschied Gods wil, evenals op aarde!(Mat 6:9 en 10)

En Zijn wil alleen!

De hele val van satan is gebasseerd op het nodige knip- en plakwerk in twee profetische hoofdstukken, ooit bedacht door de heren Tertullianus en Origenes.

U kunt hun visie terugvinden in:

Tertullianus (ca.155-230) “Adversus Marcionem” Lat.
Boek II hfdst 10
Origenes (ca.185-254) “Contra Celsus” Boek VI hfdst 44 en
“De Principiis” Boek I hfdst 5
Dat de satan zal vallen, dat is zo klaar als een klontje maar die val is een toekomstige van de hemel naar de aarde en dus niet een historische "val" van goed naar kwaad!(Luc 10:18, Opb 12)